Mevrouw Visser mist haar man en kan moeilijk onthouden dat haar man is overleden. Regelmatig roept ze om hem op de woongroep. ‘Jan! Jan!’ Vandaag heeft ze een vraag aan vrijwilligster Clarie Kros: ‘Die mensen hier, wonen die allemaal hier?
Claire knikt. ‘Wat hebben ze dan?’ wil mevrouw Visser vervolgens weten.
‘Ze hebben allemaal een vorm van dementie,’ antwoordt Clarie en vervolgt op de niet-begrijpende blik: ‘zoals Alzheimer, bijvoorbeeld’. Mevrouw Visser (die zelf ook een vorm van dementie heeft) lijkt het nog steeds niet te begrijpen, maar het wel graag te willen weten.
Clarie legt het uit. ‘Vroeger zouden ze zeggen dat ze ‘kinds’ geworden zijn’.
Nu knikt en lacht mevrouw Visser. ‘Oh, maar dat ken ik! Dat had mijn moeke ook en mijn tante Jo’. Direct vertelt ze over haar moeke en over tante Jo.
Het is een van de vele momenten die het werk van Clarie Kros bijzonder maakt. Clarie werkt sinds zes jaar als vrijwilligster in verpleeghuis Overslydrecht. ‘Het woordje ‘kinds’ zullen wij nu niet meer snel gebruiken, maar soms zorgen juist oudere woorden voor herkenning bij een bewoner,’ legt Clarie uit.
Ontbijten
‘Sommige bewoners kunnen niet meer zelf hun brood smeren, maar het zomaar overnemen willen wij, en de bewoners, ook niet. Zo is er nu een meneer die ik mag ‘assisteren’ bij het klaarmaken van brood. Vaak vouw ik dan de boterham dubbel. Zo kan meneer toch nog zelfstandig eten. Ik zeg altijd dat we niet kijken naar hoe dingen horen, maar dat we kijken naar hoe de dingen nog lukken en gaan.’
‘Sommige bewoners hebben geen rem met het eten. Ze blijven eten van wat er voor hun staat en vergeten wat ze al op hebben. Dat is niet altijd goed voor ze. Zeggen dat het niet mag, willen we niet, maar dan leg ik bijvoorbeeld uit dat het tijd is om samen de tafel op te ruimen. Dat werkt vaak beter.’
Met humor
Of het altijd gezellig en makkelijk is om vrijwilliger te zijn? ‘Nee,’ zegt Clarie eerlijk. ‘Soms is er onrust of heftig gedrag op de groep. Dan denk ik ook weleens: ‘Ik had nu ook nog in bed kunnen liggen’. Maar er zijn zoveel momenten en zoveel verhalen waarop je wel weet waar je het voor doet!’
‘Zo is er ook een mevrouw die steeds maar blijft roepen: ‘Wat moet ik nu? Wat moet ik nu?’ Daar word je weleens moe van. Dan zeg ik bijvoorbeeld tegen haar: ‘U heeft dat al heel vaak gevraagd.’ Dan is ze verbaasd en zegt ze: ‘Zal ik het dan maar niet meer vragen?’ Dat spreken we dan af, maar voor we uitgesproken zijn hoor ik alweer: ‘Wat moet ik nu? Wat moet ik nu?’ Dan maak ik er vaak een grapje van. ‘U moet wachten, op bijvoorbeeld de koffie, tot u een ons weegt’. Dan begint zij ook te lachten. ‘Nou dat duurt wel heel lang!’
‘Zo probeer ik niet het schrijnende van de dementie en de situatie de overhand te laten nemen, maar juist mee te gaan in de belevingswereld en er met humor mee om te gaan. Je moet natuurlijk wel weten bij welke bewoner je humor kan gebruiken en grapjes kan maken. Als deze mevrouw maar door blijft praten zeg ik ook weleens: ‘Ik zoek het knopje om u uit te zetten’. Dan moet ze lachen, maar soms heeft ze ook iets van besef, want laatst zei ze daarna tegen me ‘Mijn hoofd is raar geworden, ik ben niet meer bij de les.’
Zonder jas
‘Laatst wilde ik naar huis gaan en zag ik een bewoner die ook naar buiten wilde, maar zonder jas. Ze werd boos toen ik opperde om een jas aan te doen, dus dan laat ik het even. Ze was naar de rotonde gelopen en kwam weer een stukje terug. Ik deed of ik haar opnieuw tegenkwam en dat vond ze heel gezellig. Ik liet haar mijn nieuwe jas zien en voelen en vroeg of zij er ook een wilde halen. Dat werkte ook niet, want ze gaf aan altijd zonder jas te lopen. Omdat we elkaar toch zo gezellig onverwachts tegenkwamen stelde ik voor samen een kopje koffie te gaan drinken, maar ook dat werkte niet. Zo is het soms ook. Wat het ene moment wel werkt, lukt het andere moment niet.’
Samen delen
Waarom Clarie vrijwilligster is geworden? ‘Mijn schoonmoeder heeft in Overslydrecht gewoond en na haar overlijden wist ik dat ik de andere bewoners op de groep erg zou gaan missen. Toen ben ik op de donderdagochtend als ontbijtvrijwilligster gestart. Ik dacht, dan heb ik verder lekker de dag nog voor mezelf. Het werk beviel me erg goed, dus toen de dinsdagochtend op dezelfde afdeling vrij kwam, ben ik ook die gaan werken. Inmiddels ben ik er ook op de vrijdagmiddag bij het zingen en op andere dagen als ze me nodig hebben.’
‘Het scheelt denk ik veel dat mijn man Cees ook vrijwilliger is in Overslydrecht. We begrijpen elkaar daarin. Als er een telefoontje komt van de activiteitenbegeleider of hij of ik onverwachts kan invallen, dan snappen we dat. Anders zou het in een relatie soms best lastig kunnen zijn. Maar gelukkig denkt Cees nooit: ‘Zit Clarie nu weer in Overslydrecht?’, want hij gaat er zelf ook graag en veel heen.’